You can download my PhD thesis from the University of Groningen library or here.

When someone asks us to explain something, such as how a lever or balance scale works, we spontaneously move our hands and gesture. This is also true for children. Furthermore, children use their hands to discover things and to find out how something works. Previous research has shown that children’s hand movements hereby are ahead of speech, and play a leading role in cognitive development.

Explanations for this assumed that cognitive understanding takes place in one’s head, and that hand movements and speech (only) reflect this. However, cognitive understanding arises and consists of the constant interplay between (hand) movements and speech, and someone’s physical and social environment. The physical environment includes task properties, for example, and the social environment includes other people. Therefore, I focused on this constant interplay between hand movements, speech, and the environment, to better understand hand movements’ role in cognitive development.

Using science and technology tasks, we found that children’s speech affects hand movements more than the other way around. During difficult tasks the coupling between hand movements and speech becomes even stronger than in easy tasks. Interim changes in task properties differently affect hand movements and speech. Collaborating children coordinate their hand movements and speech, and even their head movements together. The coupling between hand movements and speech is related to age and (school) performance. It is important that teachers attend to children’s hand movements and speech, and arrange their lessons and classrooms such that there is room for both.

An extensive summary of my PhD thesis can be found in the General Discussion.

Als we de werking van bijvoorbeeld een hefboom of een balans willen uitleggen, bewegen we spontaan onze handen en gebaren we. Bij kinderen is dat ook zo. Daarnaast gebruiken kinderen hun handen om dingen te ontdekken en om uit te vinden hoe iets werkt. Uit eerder onderzoek bleek dat de handbewegingen die kinderen maken daarbij vooruit lopen op de spraak en dus een leidende rol hebben in de cognitieve ontwikkeling.

Vaak wordt verondersteld dat cognitief begrip zich vooral in het hoofd afspeelt en dat handbewegingen en spraak dit (slechts) weerspiegelen. Cognitief begrip ontstaat en bestaat echter uit het constante samenspel tussen (hand)bewegingen en spraak, en iemands fysieke en sociale omgeving. Met fysieke omgeving worden bijvoorbeeld taakeigenschappen bedoeld en met de sociale omgeving andere mensen. In haar onderzoek richt Lisette de Jonge-Hoekstra zich op dit constante samenspel tussen handbewegingen, spraak en omgeving, om zo de rol van handbewegingen in de cognitieve ontwikkeling beter te begrijpen.

Tijdens wetenschap-en-techniek-taken bleek dat spraak de handbewegingen van kinderen meer beïnvloedt dan andersom. Gedurende moeilijke taken wordt de koppeling tussen handbewegingen en spraak nog sterker dan tijdens makkelijke taken. Tussentijdse veranderingen in taakeigenschappen beïnvloeden handbewegingen en spraak verschillend. Samenwerkende kinderen stemmen hun handbewegingen en spraak op elkaar af, en zelfs hun hoofdbewegingen. De koppeling tussen handbewegingen en spraak hangt samen met leeftijd en (school)prestaties. Het is belangrijk dat leerkrachten aandacht hebben voor kinderen hun spraak én handbewegingen en hun lessen en lokalen zó inrichten, dat er ruimte is voor beide. Cognitief begrip ontstaat en bestaat dus uit het samenspel tussen de handbewegingen en spraak van kinderen, en de fysieke en sociale omgeving.

Een uitgebreide Nederlandse samenvatting kunt hier vinden.